Vorige week kwam de Vlaamse regulator Vreg met de boodschap dat de historisch dominante marktpartij Electrabel wederom een (klein) stuk marktaandeel had verloren. Ook al werd de boodschap gebracht als goed nieuws, gezien hun marktaandeel naar een historisch dieptepunt is gezakt, dienen we dit toch te relativeren.
Er wordt steeds melding gemaakt van het aantal gezinnen dat de ene of andere leverancier heeft, maar dat is eerder misleidend te noemen. Dominantie in marktaandeel in onze sector vloeit eerder voort uit andere zaken. Bijvoorbeeld het marktaandeel in MWh is gewoon veel belangrijker gezien deze je omzetcijfer bepaalt(en aankoopkracht op de stroombeurs). Het is de prijs per MWh vermenigvuldigd met het aantal MWh dat je levert als leverancier die je marktpositie veel meer bepaalt dan het aantal gezinnen dat je als klant hebt.
Gezien er twee historische marktpartijen waren (de tweede is nu gekend als EDF Luminus (vroeger SPE-Luminus) moet je eigenlijk hun beider aandeel optellen om te kijken of er structureel iets veranderd is. En hier wordt het resultaat een stuk duidelijker en vooral dominanter. Al neem je nog al het marktaandeel samen van alle nieuwkomers (Eni (vroeger Nuon), Essent (nu RWE), Lampiris, Eneco en de vele kleintjes), dan nog kom je nog niet tot de enkels van de twee historisch dominante partijen.
De levensvatbaarheid van de meesten in het huishoudelijk segment is trouwens hoogst twijfelachtig door enerzijds hun klein marktaandeel (kritische massa is nodig en begint vanaf een half miljoen klanten met als noodzakelijk streefdoel 1 miljoen klanten). Dit geldt minder voor die leveranciers die actief zijn in niches in de zakelijke markt, gezien daar de werkingskosten slechts een fractie zijn. In de zakelijke markt is de drempel om actief te worden zo goed als nihil, alleen wordt het risico snel groter dan in de huishoudelijke markt omdat de volumes per klant veel sneller stijgen. Gezien bedrijven failliet kunnen gaan is klantopvolging nog veel belangrijker.
De meeste leveranciers die actief zijn in de zakelijke markt (hiermee bedoel ik bedrijven die niet op het laagspanningsnet zitten of minstens een zogenaamde meter hebben die constant wordt uitgelezen, in België zo'n 45-46.000 bedrijven) kunnen ook veel gemakkelijker beslissen om hun activiteiten te stoppen.
Terugkomende op de euforieberichten van het verliezende marktaandeel van de grootste historische marktpartij Electrabel, de oude dame, is het verhaal dus een stuk genuanceerder en zien we in de detailcijfers van de marktaandelen dat ook nieuwkomers zoals Essent, Eneco en Eni marktaandeel verliezen en dat is veel verontrustender. Het zijn net deze partijen die op weg waren naar de nodige kritische massa om een houdbare positie te hebben. Men is nog niet vergeten dat tot midden 2008 de nieuwkomers het zeer moeilijk hadden met de hoge aankoopprijs op de stroombeurs en dus de kleine marges.
Indien dit licht afnemend marktaandeel bij de grootste nieuwkomers blijft duren, dan moeten ze echt durven te denken om te fusioneren. Allemaal samen hebben ze een kans om nog groter te worden. Een dergelijk scenario is echter onwaarschijnlijk want binnen de meeste van deze bedrijven wordt dit aanzien als een nederlaag, ook al beseffen ze niet dat niks doen zeker zal leiden tot de nederlaag. De marathon is nog lang niet voorbij en de nieuwkomers moeten samenlopen willen ze de favoriet aller tijden kunnen verslaan.
Marktaandeel uit zich in onze sector ook door de productiemiddelen die je hebt, bijvoorbeeld: wat is het marktaandeel van Electrabel (GDF/Suez) op het vlak van elektriciteitsproductie? Hier is het resultaat veel duidelijker, na bijna 14 jaar liberalisering, en vooral nog veel minder fraai. Niet alleen is de absolute dominantie nog een feit, er is gewoon zo goed als niks gebeurd in 14 jaar. Het grootste deel van het marktaandeel bestaat nog (70% op papier en dus nog steeds veel te eenzijdig) steeds en wat nog veel erger is: het zijn nog steeds dezelfde centrales. Hoeveel nieuwe centrales zijn er binnen hun marktaandeel bijgekomen sinds de liberalisering? Nul.
Het is hier waar de berichten nu onheilspellend beginnen te worden, maar de oorzaak ligt gewoon nog in dezelfde reden als 14 jaar geleden: een partij die historisch de bulk van de productie heeft zal slechts weinig gemotiveerd zijn om zijn park te vernieuwen. Dit heeft ook te maken dat de marginale kost om een MWh te produceren van een afgeschreven (oude) centrale nu eenmaal veel lager is en je dus meer winst kunt maken en ook de nieuwe concurrenten mijlenver voor blijft. De nieuwe concurrenten die geen eigen productie hebben moeten toch bij jou aankopen en je bepaalt dus mee hun marge. Nu zijn er wel enige dingen verbeterd zoals bijvoorbeeld het importeren van stroom vanuit het buitenland, maar dat blijven eigenlijk lapmiddelen.
De diverse regeringen dragen dan ook een verpletterende verantwoordelijkheid voor de huidige problemen met ons ontoereikend oud productiepark door 14 jaar geleden niet veel rigoureuzer te hebben ingegrepen in het marktaandeel productie. Men kan niet zeggen dat men dit niet wist want dit is toen ook zeer duidelijk als probleem naar voren gebracht.
Dit nadeel heeft wel als voordeel dat het nu vijf na twaalf is, we alleen nog oude centrales hebben die toch moeten gaan sluiten en we dus voor een voldongen feit staan. Men kan nu de noodzakelijke keuzes niet meer uitstellen, anders zitten we simpelweg regelmatig zonder betrouwbare energievoorziening. Het bouwen van een energiepact zoals recent is voorgesteld, is een handschoen die de volgende regering zal moeten opnemen.